De man moet nog onder de dertig zijn; lang en lenig van postuur; getaand en gebruind van uiterlijk; een donkerblauwe overall fladdert grotesk als een hansop om zijn lijf, als hij zich beweegt. Zijn gespierde rechterhand zit nu als een stalen schroef, om een framebuis geklemd en op zijn andere hand waarin een schroevendraaier ligt, glinstert nattig een vreemd vochtige plek als een schrijnende wond; vette olie vermengd met ‘beetje bloed. Als een arts die zin diagnose stelt zit de mand vol aandacht, over het hart van een bolide gebogen en met gespitste oren beluistert hij het brullend gedaver, vlak onder zijn neus. Het jankende raketgeraas moet hem echter als genuanceerde taal in de oren klinken want nu schudt hij zijn hoofd, langzaam, heen en weer. Hij is het er niet mee eens. De omstander kijken hem nieuwsgierig aan; zij lezen zijn oordeel als liplezers. De man de man bukt zich verder voorover en met de schroevendraaier peuter hij voorzichtig, als was het een chirurgisch lancet, in de sidderende buik aan het circuitdier en kijk, de sidderingen van het stalen lijf worden minder, het geraas wordt anders van klankkleur en toon, het monster is bedwongen. De man recht nu zijn rug., knikt tevreden veegt dan beide mokerhanden aan zijn zitvlak af. Even later wordt er een blik van de grond opgetild waar Cartrol op staat en een man met ’n petje op, die naast mij staat, zegt hardop: zelfs racewagens weten wat lekker is…
Een laatste slokje vol moed voor de daverende start van straks. Ik ben net van plan die man te vragen welke soorten olie hier, aan de pits, worden gebruikt en ik verwacht eigenlijk een kleine grijns te zien als antwoord op zo’n lekevraag als plotseling een aantal wagens met een scheurend gekrijs hun motoren starten om zo direct op te trekken aar de baan het spel gaat weer beginnen.

Ab Goedemans and Toine Hezemans racing in S.R.T Holland Abarths
De hemel boven ons, zomerliefelijk en azurenblauw, schijnt te breken en te barsten onder dit hellegedaver; een weeë lucht van olie en benzine schuif langzaam, van de grond omhoog, onze neusgaten binnen en daar draaien de coureurs, weggedoken in hun felle stalen duiveltjes, de pist uit, op weg naar de start. Vlak achter onze ruggen ligt de befaamde Tarzanbocht glinsterend in het felle zonlicht, te wachten. Ook de renners uit het racing-team van ‘Lach-69’ zullen straks weer in het gevlei van die verraderlijke bocht moeten komen maar zij zullen, zoals later op die dag blijkt, daar een paar prachtige overwinningen behalen zoals Ab Goedemans in een Fiat Abarth 1000 de zichzelf als Nederlands Kampioen in de klasse toewagens 850/1000cc., naar voren vocht en Toine Hezemans in de klasse sportcars boven 1600 cc. Met Porsche Carrera 906. Even later is het startgedaver weer over en daarvoor in de plaats horen we nu het regelmatig en jankend voorbij-ijlen van de racewagens. Op de pits is het stillen, de meesten kijken naar de race en hun hoofden draaien langzaam mee met de renner die hun aandacht heeft. Ik kijken rond en ik moet denken aan een circus. Pits en Piste. Mannen in overalls, mannen in keurige pakken mannen die druk bezig zijn, mannen die zorgelijk kijken. De wereld achter de racebaan, het front achter het front, de race achter de race. Wat gebeurt daar allemaal en wat is er al gebeurd en gedaan voordat de racewagens juichend van start gaan? Wie en wat zijn de mannen waarmee alles begint?

Rijder Cees van de Bos, 1964.
Het snelle circus waarnaar miljoenen ter wereld, steeds weer opnieuw, ademloos zitten te kijken? Uit welke mensen bestaan de denkers en de doeners achter de renners? In de Tarzanbocht rimrammen de wagens voorbij. Verdom snelle tijden vandaag bromt een man tegen me di uit een melkig kop koffie staat te lurken. Verdomd snel, zeg ikje en internationale klasse…
‘Jaja’ denk ik da’s de race maar ik wil dat andere verhaal… Met de mannen van de banden, de benzine en de olie. Ik vind, achter in de pits, twee heren. Een van hen is een Engelsman, hij kauwt rustig op een goudgeel strootje. Ik zeg ‘ en wat gebeurt er nou allemaal hier in de bandenhoek, liever gezegd wat kan er gebeuren…’ Beide heren glimlachen wat zwakjes. ‘We zijn de schoenmakers van de pits’ zegt er een. ‘We ze staan klaar van ’s-Morgens vroeg tot ’s-Avonds laat maar da’s niks bijzonders, dat doen we allemaal hier aar we houden oren en ogen open.
Bijvoorbeeld, de weervoorspelling, bij een lekker Hollands regentje moeten we bliksemsnel wisselen. We hebben ze; de banden voor droog weer, voor nat weer en eentje voor vriezen en dooien. Da’s soms de redder van een rennersleven keiharde zaak, dat racen… een band die niet goed is… nou ja, je snapt het wel…’ Ik knik en kijk naar de stapel racebanden die daar dik (zeer dik) en rond liggen wezen. Hier is alles rustig, denk ik. Verder weer. Ik bots bijna tegen een meneer op want ik ga van de weeromstuit steeds harder lopen Ik kom in de sfeer van snel-wezen. ‘ zoekt u iets…’, vraagt de meneer in kwestie. Ik zeg luidop tegen het snerpend lawaai in: ‘ ik zoen menselijk verhaal, het verhaal achter de race …’. De meneer glimlacht ‘ ga effe zitten’ zegt ie en we zakken neer op het trapje van een caravan en die meneer stelt zichzelf voor. Hij blijkt Shell te vertegenwoordigen. Aha, de benzine. Kijk, ik kan je een verhaal vertellen over Shell en benzine, zo van, zonder Shell rijdt niemand wel, maar ik kan je ook een verhaal geven dat vandaag hier zou kunnen gebeuren; het is dan ook echt gebeurd.
Stel je voor, een andere pits, doet er niet toe waar, maar nogmaals het is een true story. We hadden alles al voor elkaar, het was ‘s avonds laat, de race – internationale klasse – zou de volgende ochtend beginnen. Ik sta net even uit te blazen en daar komt een vent naar me toe van het Italiaanse team. Hij zegt, we zitten met een moeilijkheid. Die Shell-benzine uit Duitsland is ander dan de benzine hier, er zit verschil in, we horen het bij stationair draaien, we moeten die Shell uit Duitsland hebben anders gaat ’t mis… Ik e, man dat kan niet, er is geen verschil… onze benzine is overal ter wereld hetzelfde… en toch moet ik ’t hebben, zegt die Italiaan koppig. ’t Moet, echt, t’ moet. Ik denk, waar haal ik ‘s avonds laat benzine ui Duitsland vandaag? Ik overleg met een paar mensen uit de staf. We praten er niet lang over.
Het is een krankzinnig avontuur aar we aan het halen. Vierhonderd liter of zo ’s nachts de grens over, onder papieren, zonder invoervergunning. Te gek om los te lopen. Aan de grens praten we de zolen van onze schoenen. Eerst bij de uitgaande douane en daarna bij de anderen De douane bekijkt ons alsof we om klinkklaar goud vragen. Er wordt gebeld er wordt overleg. Midden in de nacht. Van de ene grens naar de andere. We vertellen die mensen hoe geweldig de racesport is. Ze meesmuilen wat. Jaja, die racesport en mot dat dan nou juist benzine uit een ander land zijn? We graten weer en nog eens. Maar goed, hoe het ging weet ik niet precies meer maar we stonden de volgende morgen met een dikke vierhonderd liter Duitse Shell aan de pits. De wagens stonden al warm te draaien en wij zaten wat uitgeblust tussen de benzine. Daar komt die Italiaan weer. Hij grijnst breed, kijkt bewonderd naar die auto vol benzine en zegt: ‘Man je had gelijk, er is geen verschillen tussen die twee soorten Shell, het was wat anders. Sorry, laat maar zitten, bedankt toch voor alle moeite, we hebben al getankt, we gaan zo van start’. En weg is hij … bedankt, denk ik. We kijken elkaar aan. De man die de afgelopen nacht als een dolleman heeft gereden glimlacht. En toch was ’t een stunt, zegt hij. Goed werk, nodig of niet…’. Een goed verhaal, zeg ik en ik bedank ook. Maar dat had ik nu hier willen meemaken want ook bij Shell is alles rustig. ’n Beetje mismoedig loop ik de pits weer in. Het lukt niet vandaag, alles loop geolied. Olie…
Ik staar de pist af en zie, in de verte de na Castrol. Ik denk weer aan de monteur. En kijk, bij de olie begon de victorie. Eindelijk de gekke wereld van de pits. Ik zal net als de Castrolwagen inklimmen of daar komt een lieve, jonge vrouw et iets van zorg op haar gezicht, aanlopen. Meneer va der Mey, zegt ze haastig, meneer van de Mey, luister eens. De Sales-Manager van Castrol Holland luister. Hij is dat gewend op de pits. Ik zit ineen spiksplinternieuwe wagen, zo van de fabriek, maar uw technicus Kees Zuydervliet zegt dat er iets niet klopt. Hij kan geen olie wisselen, want er komt haast niet uit… De heer van der Mey komt overeind. Geen olie, zegt ie, da’s het nieuwste, dat moet ik zien…

S.R.T- Holland met sponsor LACH 69
Kees Zuydervliet rommelt aan het tapgat van het schone wagentje en zijn gezicht drukt de opperste verbazing uit Hij bukt opnieuw en steekt een gevoelige pink in het mechanisme en begint dan te grijzen. Even later haalt hij een complete drijfstangbout uit het carter tevoorschijn en nu stroomt de oude olie rap naar buiten. Een maandagmorgen-auto, luidt zijn laconieke commentaar. De monteur had zeker n’ boutje over…
Nou ja, zegt de heer van de Mey later als we achter een gastvrij biertje in de caravan zitten, zoiets gebeurt ook niet iedere dag, maar als er zoiets geks gebeurt dan is het altijd hier. Maar de mannen met de grote namen krijgen we ook hier, let op (hij bladert in een boekje)… de Spanjaard Corrando op Formule II, onze eigen Anton Ruska in Porsche Carrera, Toine Hezemans in Porsche 906 of Kees van de Bos in z’n eigen Havas, allemaal op Castrol om er ’n paar te noemen. Hij wijst het raam uit. Kijk, Kees Zuydervliet in actie, Castrol technische service op de pits, man we zijn de enige die dat doen… Ik nip aan mijn biertje. Het is waar denk ik maar toch is ’t reclame. Weet je, gaat de heer van der Meyden koppig verder, die racerij, da’s een gouden grap, niet alleen voor on s maar voor iedere sponsor. Het sponsoren van een team kost ons, met alles erop en eraan, zowat een ton per jaar nog afgezien van de ruim vierhonderd liter afgewerkte olie die we na iedereen race, weer gezellig in een putje laten lopen… olieputten in Zandvoort. Het is nu stil geworden in de lucht. Ik realiseer me nu pas dat het daverende lawaai al enige tijd is stilgelegd. Het is pauze. De heer van de Mey bijt nijdig in een broodje Olie en nog een olie, daar Draait de hele boel om… Er komen nu nog meer mensen de caravan binnen, de een bezweet, de ander moe. Ik zin op een hamvraag, het moet de laatste zijn.
Ik kijk de kring rond en ik zeg: waarom maakt Castrol alleen maar olie…? Het blijkt inderdaad een hamvraag te zijn, er valt een pijnlijke stilte en hier en daar beginnen een paar gezichten geheimzinnig te glimlachen. Heb kennelijk gevraag waarde kindertjes vandaan komen. Wacht maar tot 1 oktober, dan zal je zien dat Castrol ook benzine gaat verkopen… maar dat blijft onder ons.
Dat blijft het ook, maar per slot van rekening is een reportage, een reportage, u weet het dus nu ook. Ik klim de caravan uit; ik ben nu definitief verslagen. Mijn reportage is een keiharde zaak gebleven om in pits-termen te spreken Racen is dus: de verbeten coureur, het hoogdraaiende publiek, de dikke banden en de goeie olie.
Anders niks. Of toch…? Buiten de intiemen caravan ben ik weer overgeleverd aan het suizend gedreun. De Nieuw race is begonnen. Ik zet, met twee paardenkrachten, koers naar de uitgang. Geen menselijk verhaal geen human story..
Vlak bij de uitgang, op een omgekeerde kist, zit een lange vent in overall. Hij slurpt een kop koffie. Hoi, ik zeg. Het is de monteur van zoeven, toen ik binnenkwam. Hij knikt. Ik ga naast he zitten, geef hem een sigaret. Met z’n afgebrokkelde nagels peter hij er n’ stukje tabak uit. Jongen, zeg hij ‘ die racerij is ’n geweldig feest, ieder keer weer. Als ik me weer over zo’n wagen te sappel he gemaakt en hij loopt goed, dan denk ik als ik die coureur zie instappen, als jij goed rijdt, heb ik niet voor niks gewerkt. Er zit een stuk leven in zo’n motor… het ding heet een eigen wil… het is mijn aak om ‘m te maken laten doen wat ik wil… Hij zwijgt even ik wacht. Mijn zoon hé, dat wordt misschien ook nog eens ’n goeie rijer. Ik vertel hem er alles van. Ik denk dan, jij rijen en ik sleutelen, moet je eens opletten wat er dan gebeurt. Het is een geweldige jongen. Als ik me hier in het zweet sta te werken, dan denk ik vaak aan hem… hij komt er wel die jongen… hij rijdt nu al… ik denk dan… die lauwerkrans bij de finish… ik hem ‘m nooit gekregen, maar ik zal er voor zorgen dat hij ‘m wel krijgt. Juist hij Mijn zoon.. Ik sta op, ik neem afscheid en ik bekijk zijn verweerde profiel nog eens. Een goed besluit van de race. Toch. Ik heb de man achter de race gevonden.